Zoals bij elk hondenras komen er ook bij de Entlebucher Sennenhond gezondheidsproblemen voor. Voor het zover is dat een reu of teef inzetbaar is voor de fokkerij moeten heel wat gezondheidstesten gedaan zijn, tentoonstellingen bezocht worden en wordt tot slot een gedragstest afgelegd. Lees meer op de website
De heupfoto wordt gemaakt vanaf éénjarige leeftijd. De foto wordt door de daarvoor door de Raad van Beheer aangewezen commissie beoordeeld waarna een internationale (F.C.I) uitslag wordt ontvangen.
De heupuitslag kan HD A, HD B, HD C, HD D of HD E zijn.
De uitslagen HD D en HD E hebben een fokuitsluiting.
De entlebucher is bekend met de oogziekten cataract ofwel grauwe staar, de netvliesafwijking PRA alsmede glaucoom ofwel groene staar. Daarom is het verstandig de ogen periodiek te laten onderzoeken.
Het oogonderzoek wordt gedaan door een oogarts, een gespecialiseerde dierenarts in de oogheelkunde, die aangesloten is bij het ECVO (European College of Veterinary Ophtalmologists). Het onderzoeksrapport is geldig voor één jaar.
Glaucoom en gonio-onderzoek
De oogziekte primair glaucoom is een typisch probleem binnen ons ras. Het is een ernstige, zeer pijnlijke aandoening. Doordat de afvoer van het kamerwater belemmerd wordt loopt de druk in het oog op en dit leidt in de meeste gevallen binnen korte tijd tot onomkeerbare blindheid. Met medicijnen en oogdruppels wordt in eerste instantie getracht de druk te verlagen en daarmee de pijn te bestrijden maar in de meeste gevallen wordt het zieke oog verwijderd. Een afschuwelijke ingreep maar een weldaad voor de hond die daardoor van de pijn verlost wordt.
Er wordt, voor zover bij ons bekend, geen poging gedaan een DNA-test te ontwikkelen zodat dit probleem beheersbaar kan worden. Bij een onderzoek naar erfelijke oogafwijkingen door een ECVO-oogarts wordt glaucoom vrijwel nooit geconstateerd. Het is de eigenaar die opmerkt dat er iets heel erg fout is met het oog van de hond, maar dan is het al te laat!
Er is een mogelijkheid te onderzoeken of een vrije afvoer van het kamerwater mogelijk is en zal blijven. Dat kan d.m.v. een gonioscopie die tegelijkertijd is aan te vragen met het gewone oogonderzoek dat periodiek plaats vindt. Het is een eenvoudig onderzoek dat niet extra belastend is voor de hond behalve dat het gehele onderzoek iets langer duurt. De uitslag is direct bekend en wordt in verschillende gradaties aangegeven, van helemaal vrij tot niet vrij dat als gering, middelgradig en ernstige dysplasie aangeduid wordt.
Het belang voor de fokkerij zal duidelijk zijn. Overleg met dr. F.C. Stades, één van de ECVO-oogartsen die ons land rijk is, levert steeds weer een eenvoudige redenering op. Hij stelt: Gonio niet vrije honden kunnen paren met gonio vrije honden……. mits deze honden geen bewezen glaucoomdrager zijn.
Een glaucoomdrager is een hond die ouders of nakomelingen heeft waarvan we weten dat ze een primair glaucoom hebben. Dus ongeacht de uitslag van de gonioscopie raadt dr. Stades aan de glaucoom dragende honden niet voor de fokkerij in te zetten.
Als Club streven wij er o.a. naar de bijzondere erfelijke gebreken binnen dit ras te bestrijden. Daarom menen wij er goed aan te doen de adviezen van dr. Stades ter harte te nemen. Wij hebben nooit bewust met glaucoomdragers gefokt en zullen deze ook blijven uitsluiten van de fokkerij. Wij vragen de eigenaars van onze honden of zij hun (fok)hond d.m.v. een gonioscopie willen laten onderzoeken. De uitslag heeft vanzelfsprekend consequenties voor de fokkerij, een gonio niet vrije hond zal enkel kunnen paren met een gonio vrije hond.
Het gaat bij onze honden dus zeker niet alleen om de fokkerij. In het belang van uw hond is het goed om te weten of de afvoer van het kamerwater in het oog in orde is. Als dat niet het geval is kan de oogarts inschatten of het voor uw hond van belang is periodiek de druk in het oog te meten zodat tijdig ingegrepen kan worden in een poging de pijn en blindheid te voorkomen die deze kwaal onherroepelijk met zich meebrengt.
Binnen de Club kennen we een aantal honden met primair glaucoom. Omdat -zoals al eerder gemeld- deze aandoening niet bij het reguliere oogonderzoek gevonden wordt, wordt glaucoom ook niet als zodanig in de openbaarheid gebracht. Binnen de Club zijn wij wel gewend alle uitslagen, goede en minder goede, te publiceren. Wij menen dat openheid van alle gegevens de gezondheid van het ras op den duur ten goede komt. Er zijn zeker tegenstanders van deze onderzoeken en deze openheid. Wij realiseren ons terdege dat doordat steeds meer honden vanwege diverse kwalen beperkt inzetbaar zijn of zelfs worden uitgesloten van de fokkerij de fokbasis heel erg smal wordt. Toch blijven wij streven naar de bestrijding van die rastypische gebreken en daarmee blijven wij streven naar het welzijn van onze honden.
De enige mogelijkheid die wij zien om het ras met een fatsoenlijk fokbasis te laten voortbestaan is een ieder met een entlebucher te motiveren een poging te doen een bijdrage aan de gezondheid en het voortbestaan van het ras te leveren. Dat kunt u doen door de ogen van uw hond d.m.v. een gonioscopie te laten onderzoeken, de uitslag openbaar te maken en er tevens eens over na te denken of u wellicht een actieve bijdrage aan de fokkerij wilt en kunt leveren.
Progressieve retina atrofie
De oogziekte PRA, een netvliesaandoening die uiteindelijk tot blindheid kan leiden, wás een probleem bij de fokkerij. Om veilig te kunnen fokken, d.w.z. fokken zonder het risico op honden die de oogziekte kunnen krijgen, maken we sinds een flink aantal jaren gebruik van de niet meer weg te denken DNA-test van de firma Optigen of Laboklin.
Uitleg over de te behalen uitslagen: A is de PRA-vrije hond. Deze hond krijgt geen PRA en kan het ook niet vererven. B is de PRA-drager die zelf geen PRA kan krijgen maar de ziekte wel kan vererven. C is de PRA-zieke hond die in de loop van zijn leven blind kan worden t.g.v. deze oogziekte. Ook deze hond kan de ziekte vererven.
Volgens de wetten van de erfelijkheidsleer, kan gefokt worden met de volgende combinaties: A x A geeft A nakomelingen. A x B geeft in theorie 50 % A en 50 % B nakomelingen. A x C geeft 100 % B nakomelingen.
De Ectopische Ureter, ofwel verkeerd aangelegde urineleider, is een begrip dat sinds de zomer 2008 bij iedereen actueel is. Een scala aan gezondheidsproblemen kan er door optreden, onder meer incontinentie, blaas- en urinewegontstekingen, gestuwde urineleiders en nieren, etc. Daarom is de Zwitserse dierenarts mevr. dr. I.M. Reichler in samenspraak met de Duitse rasvereniging SSV een project gestart om onze entlebuchers te onderzoeken d.m.v. een echografie. Op dit moment worden de onderzoekingen in Hannover, München, Wenen, Zürich en Wageningen gedaan.
De norm is door mevr. dr. Reichler vast gesteld vóórdat de honden onderzocht werden. Tussentijds is de norm al eens aangepast omdat het teveel “zieke” honden opleverde. Inmiddels is gebleken dat bij het totaal aan onderzochte honden in binnen- en buitenland zo’n 40 % van de honden een “afwijking van de norm” heeft. En onder dat begrip worden die urineleiders genoemd die in de blaashals of op de overgang blaas-blaashals eindigen. Grote vraag is natuurlijk waar nu precies de blaas eindigt en waar nu precies de blaashals begint. Grote vraag is ook waar de urineleiders in de blaas zouden moeten inmonden bij een “gezonde” entlebucher, m.a.w. wat is de juiste norm?
En die discussie is nog niet gesloten. Diverse specialisten in binnen- en buitenland, óók die in universiteitsklinieken hebben regelmatig een andere mening dan dr. Reichler en constateren na onderzoek dat verschillende honden in tegenstelling tot wat dr. Reichler’s norm zegt wél in orde zijn.
Vanaf het voorjaar van 2010 heeft Zürich de letter aanduiding zoals de Duitse rasvereniging SSV dat al een tijdje deed, overgenomen. De volgende uitslagen worden gegeven:
A. beide urineleiders monden op de juiste plaats, in het trigonum, in de blaas in. B. de urineleiders monden in de blaashals in; er zijn géén klinische symptomen/ziekteverschijnselen.
C. de urineleiders monden buiten de blaas/blaashals in OF urineleiders monden in de blaashals in en er zijn klinische symptomen.
Voorlopig zullen wij deze letteraanduiding ook gebruiken.
De Duitse rasvereniging SSV heeft een duidelijk standpunt ingenomen. Honden met een beoordeling C zijn uitgesloten van de fokkerij. Honden met een beoordeling B mogen samen paren mits het nageslacht gecontroleerd wordt. Twee honden met A beoordeeld kunnen wel samen paren. Honden met een A of B beoordeling die wél bewezen zieke nakomelingen hebben blijven gewoon in de fokkerij.
De fokcommissie van de Zwitserse rasvereniging SKES schrijft in juni 2010 dat 2/3 van hun fokdierenbestand onderzocht is. Zij stelt heel duidelijk dat de vererving van EU niet bekend is , maar ook dat niet vast ligt waar precies in cm de urineleiders bij een gezonde Entlebucher Sennenhond moeten inmonden. Zij stelt dat de bij de honden waarbij de urineleiders achter de blaas in de plasbuis inmonden sprake is van een foute aanleg. En dat dat met grote waarschijnlijkheid tot problemen bij de betreffende hond zal lijden. Die honden zullen dan ook niet (meer) tot de fok zijn toegelaten.
Conclusie: -De vererving van EU is niet bekend.
-Het is niet bekend waar precies de urineleiders bij een gezonde Entlebucher Sennenhond moeten inmonden. -De norm die nu met A, B en C aangeduid wordt en in Zürich is vastgesteld is géén internationaal erkende norm. -De Zwitserse rasvereniging SKES volgt het beleid van de Duitse SSV niet.
Als Club zullen we zoals we al jaren doen blijven kijken naar het totale plaatje van de hond, maar ook rekening houden met datgene wat in de familielijnen bekend is over het optreden van urinewegproblemen. De afgelopen 10 jaar heeft ons geleerd dat er wel degelijk problemen met de urinewegen zijn die in de ene familielijn wat frequenter optreden dan in de andere. Misschien is het zelfs niet onverstandig om wat voorzichtig om te gaan met niet zieke dieren die wél zieke nakomelingen hebben i.p.v. klakkeloos het beleid van sommige buitenlanden te volgen?
Een aantal honden werd door een niet door Zürich erkende radioloog onderzocht; sommige honden werden twee maal onderzocht:
Kijkend naar onze honden, kijkend naar deze uitslagen en kijkend naar de verschillen in de uitslagen wanneer honden door specialisten onderzocht worden die niet door Zürich erkend zijn, kunnen wij niet anders dan verbaasd zijn. Het merendeel van onze honden heeft de uitslag B. Als de Zürich-norm juist is gesteld dan zouden er binnen de Club toch veel honden moeten zijn die problemen hebben met blaas- en/of urinewegen? Het tegendeel is waar!
Als Club hopen wij dat deze Zürich-norm opnieuw bekeken en aangepast wordt zodat een reëler beeld weer gegeven wordt van de gezondheid van onze entlebuchers zodat het met de fokkerij weer bergopwaarts kan gaan.
Waar geen onderzoek naar gedaan wordt, en wat zeker niet openlijk in kaart bracht wordt zijn de volgende problemen waarmee het ras zeker wel bekend is;
-knieproblemen, gescheurde kruisbanden maar ook patella luxaties komen voor
Voordat een hond, reu of teef voor de fokkerij inzetbaar is wordt de hond dus op bovenstaande punten onderzocht. Als alle uitslagen binnen de normen vallen en ook nog twee tentoonstellingen in bepaalde klassen bij bepaalde keurmeesters met ten minste Zeer Goed gevolg afgelegd zijn, mag een hond deelnemen aan de gedragstest.
Een gedragstest niet zo zeer om aan te tonen dat de Entlebucher Sennenhond niet bijt, want dat doet hij doorgaans niet. Maar wel om aan te tonen dat het gedrag van de Entlebucher voldoet aan de karaktereisen zoals ze voor ons ras zijn vastgelegd.